Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inrichting landelijk gebied

 

Artikel 65
1
Pachtovereenkomsten kunnen tot een door gedeputeerde staten te bepalen tijdstip ter registratie aan gedeputeerde staten worden ingezonden.
2
Indien pachtovereenkomsten zijn aangegaan na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, kunnen deze uiterlijk vier weken na het aangaan daarvan ter registratie worden ingezonden, doch uiterlijk tot een door gedeputeerde staten te bepalen tijdstip.
3
Ten aanzien van de tijdstippen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 3:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
4
Van de registratie wordt door gedeputeerde staten een bewijs afgegeven.
5
Gedeputeerde staten zenden aan de wederpartij van degene die een pachtovereenkomst ter registratie heeft ingezonden bij aangetekende brief bericht van de inzending ter registratie.
6
De wederpartij kan zijn bedenkingen tegen de registratie binnen twee weken na de dagtekening van de brief, bedoeld in het vijfde lid, schriftelijk aan gedeputeerde staten kenbaar maken.
7
Indien overeenkomstig het zesde lid bedenkingen kenbaar zijn gemaakt, stellen gedeputeerde staten, onder vaststelling van die bedenkingen, bij aangetekende brief partijen ervan in kennis dat binnen twee weken na de dagtekening van deze brief aan gedeputeerde staten wordt gezonden hetzij een door beide partijen gewaarmerkte akte waaruit blijkt dat overeenstemming is verkregen, hetzij een gewaarmerkt afschrift van het verzoekschrift waarbij de meest gerede partij de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank binnen welks rechtsgebied de desbetreffende onroerende zaak geheel of gedeeltelijk is gelegen, heeft ingeroepen. De waarmerking van het afschrift geschiedt door de griffier van de rechtbank.
8
Indien gedeputeerde staten van mening zijn dat met betrekking tot de ter registratie ingezonden pachtovereenkomst ten onrechte artikel 318, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet in acht zijn genomen, dragen zij zo nodig partijen bij aangetekende brief op de beslissing van de grondkamer in te roepen en binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een door de secretaris van de grondkamer gewaarmerkt afschrift van het verzoekschrift in te zenden.
9
Indien gedeputeerde staten van mening zijn dat met betrekking tot de ter registratie ingezonden pachtovereenkomst artikel 317, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet in acht is genomen, dragen zij zo nodig partijen bij aangetekende brief op de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank in te roepen en binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een door de griffier van de rechtbank gewaarmerkt afschrift van het verzoekschrift in te zenden.
10
Indien aan het zevende tot en met het negende lid geen gevolg is gegeven, hoeft in het ruilplan met het bestaan van de pachtovereenkomst geen rekening te worden houden.
11
De grondkamer en de pachtkamer van de rechtbank en in beroep de Centrale Grondkamer en de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem behandelen de verzoeken en vorderingen, bedoeld in het zevende tot en met het negende lid, vóór alle andere zaken.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •